Skip to main content

#11 — Komen (come)

Find out in this page how to conjugate the Dutch verb "komen" (to come) in all its different tenses.

Present

PRESENT TENSEPRESENT PERFECT TENSE
Ikkomben gekomen
Jij / Je / Ukomtbent gekomen
Hij / Zij / Hetkomtis gekomen
Wij / Wekomenzijn gekomen
Julliekomenzijn gekomen
Zijkomenzijn gekomen

"Ik kom" — I come

"Ik ben gekomen" — I have come


Past

PAST TENSEPAST PERFECT TENSE
Ikkwamwas gekomen
Jij / Je / Ukwamwas gekomen
Hij / Zij / Hetkwamwas gekomen
Wij / Wekwamenwaren gekomen
Julliekwamenwaren gekomen
Zijkwamenwaren gekomen

"Ik kwam" — I came

"Ik was gekomen" — I had come


Future

FUTURE TENSEFUTURE PERFECT TENSE
Ikzal komenzal gekomen zijn
Jij / Je / Uzult komenzult gekomen zijn
Hij / Zij / Hetzal komenzal gekomen zijn
Wij / Wezullen komenzullen gekomen zijn
Julliezullen komenzullen gekomen zijn
Zijzullen komenzullen gekomen zijn

"Ik zal komen" — I will come

"Ik zal gekomen zijn" — I will have come


Conditional

CONDITIONAL MOODCONDITIONAL PERFECT TENSE
Ikzou komenzou gekomen zijn
Jij / Je / Uzou komenzou gekomen zijn
Hij / Zij / Hetzou komenzou gekomen zijn
Wij / Wezouden komenzouden gekomen zijn
Julliezouden komenzouden gekomen zijn
Zijzouden komenzouden gekomen zijn

"Ik zou komen" — I would come

"Ik zou gekomen zijn" — I would have come


Phrases examples

"Ik ben Nuno." — I am Nuno.


Source of this content: Dutch verb "komen" conjugated | Verbix