Find out in this page how to conjugate the Dutch verb "lopen" (to walk) in all its different tenses.
Present
| PRESENT TENSE | PRESENT PERFECT TENSE |
---|
Ik | loop | heb gelopen |
Jij / Je / U | loopt | hebt gelopen |
Hij / Zij / Het | loopt | heeft gelopen |
Wij / We | lopen | hebben gelopen |
Jullie | lopen | hebben gelopen |
Zij | lopen | hebben gelopen |
Past
| PAST TENSE | PAST PERFECT TENSE |
---|
Ik | liep | had gelopen |
Jij / Je / U | liep | had gelopen |
Hij / Zij / Het | liep | had gelopen |
Wij / We | liepen | hadden gelopen |
Jullie | liepen | hadden gelopen |
Zij | liepen | hadden gelopen |
Future
| FUTURE TENSE | FUTURE PERFECT TENSE |
---|
Ik | zal lopen | zal gelopen hebben |
Jij / Je / U | zult lopen | zult gelopen hebben |
Hij / Zij / Het | zal lopen | zal gelopen hebben |
Wij / We | zullen lopen | zullen gelopen hebben |
Jullie | zullen lopen | zullen gelopen hebben |
Zij | zullen lopen | zullen gelopen hebben |
Conditional
| CONDITIONAL MOOD | CONDITIONAL PERFECT TENSE |
---|
Ik | zou lopen | zou gelopen hebben |
Jij / Je / U | zou lopen | zou gelopen hebben |
Hij / Zij / Het | zou lopen | zou gelopen hebben |
Wij / We | zouden lopen | zouden gelopen hebben |
Jullie | zouden lopen | zouden gelopen hebben |
Zij | zouden lopen | zouden gelopen hebben |
Phrases examples
"Ik ben Nuno."
— I am Nuno.
Source of this content: Dutch verb "lopen" conjugated | Verbix