Skip to main content

#15 — Lopen (walk)

Find out in this page how to conjugate the Dutch verb "lopen" (to walk) in all its different tenses.

Present

PRESENT TENSEPRESENT PERFECT TENSE
Ikloopheb gelopen
Jij / Je / Uloopthebt gelopen
Hij / Zij / Hetlooptheeft gelopen
Wij / Welopenhebben gelopen
Jullielopenhebben gelopen
Zijlopenhebben gelopen

Past

PAST TENSEPAST PERFECT TENSE
Ikliephad gelopen
Jij / Je / Uliephad gelopen
Hij / Zij / Hetliephad gelopen
Wij / Weliepenhadden gelopen
Jullieliepenhadden gelopen
Zijliepenhadden gelopen

Future

FUTURE TENSEFUTURE PERFECT TENSE
Ikzal lopenzal gelopen hebben
Jij / Je / Uzult lopenzult gelopen hebben
Hij / Zij / Hetzal lopenzal gelopen hebben
Wij / Wezullen lopenzullen gelopen hebben
Julliezullen lopenzullen gelopen hebben
Zijzullen lopenzullen gelopen hebben

Conditional

CONDITIONAL MOODCONDITIONAL PERFECT TENSE
Ikzou lopenzou gelopen hebben
Jij / Je / Uzou lopenzou gelopen hebben
Hij / Zij / Hetzou lopenzou gelopen hebben
Wij / Wezouden lopenzouden gelopen hebben
Julliezouden lopenzouden gelopen hebben
Zijzouden lopenzouden gelopen hebben

Phrases examples

"Ik ben Nuno." — I am Nuno.


Source of this content: Dutch verb "lopen" conjugated | Verbix