Skip to main content

#9 — Pakken (take)

Find out in this page how to conjugate the Dutch verb "pakken" (to take) in all its different tenses.

Present

PRESENT TENSEPRESENT PERFECT TENSE
Ikpakheb gepakt
Jij / Je / Upakthebt gepakt
Hij / Zij / Hetpaktheeft gepakt
Wij / Wepakkenhebben gepakt
Julliepakkenhebben gepakt
Zijpakkenhebben gepakt

"Ik pak" — I take

"Ik heb gepakt" — I have taken


Past

PAST TENSEPAST PERFECT TENSE
Ikpaktehad gepakt
Jij / Je / Upaktehad gepakt
Hij / Zij / Hetpaktehad gepakt
Wij / Wepaktenhadden gepakt
Julliepaktenhadden gepakt
Zijpaktenhadden gepakt

"Ik pakte" — I took

"Ik had gepakt" — I had taken


Future

FUTURE TENSEFUTURE PERFECT TENSE
Ikzal pakkenzal gepakt hebben
Jij / Je / Uzult pakkenzult gepakt hebben
Hij / Zij / Hetzal pakkenzal gepakt hebben
Wij / Wezullen pakkenzullen gepakt hebben
Julliezullen pakkenzullen gepakt hebben
Zijzullen pakkenzullen gepakt hebben

"Ik zal pakken" — I will take

"Ik zal gepakt hebben" — I will have taken


Conditional

CONDITIONAL MOODCONDITIONAL PERFECT TENSE
Ikzou pakkenzou gepakt hebben
Jij / Je / Uzou pakkenzou gepakt hebben
Hij / Zij / Hetzou pakkenzou gepakt hebben
Wij / Wezouden pakkenzouden gepakt hebben
Julliezouden pakkenzouden gepakt hebben
Zijzouden pakkenzouden gepakt hebben

"Ik zou pakken" — I would take

"Ik zou gepakt hebben" — I would have taken


Phrases examples

"Ik ben Nuno." — I am Nuno.


Source of this content: Dutch verb "pakken" conjugated | Verbix