Skip to main content

#12 — Willen (want)

Find out in this page how to conjugate the Dutch verb "willen" (to want) in all its different tenses.

Present

PRESENT TENSEPRESENT PERFECT TENSE
Ikwilheb gewild
Jij / Je / Uwilthebt gewild
Hij / Zij / Hetwilheeft gewild
Wij / Wewillenhebben gewild
Julliewillenhebben gewild
Zijwillenhebben gewild

"Ik wil" — I want

"Ik heb gewild" — I have wanted


Past

PAST TENSEPAST PERFECT TENSE
Ikwou / wildehad gewild
Jij / Je / Uwou / wildehad gewild
Hij / Zij / Hetwou / wildehad gewild
Wij / Wewouden / wildenhadden gewild
Julliewouden / wildenhadden gewild
Zijwouden / wildenhadden gewild

"Ik wilde" — I wanted

"Ik had gewild" — I had wanted


Future

FUTURE TENSEFUTURE PERFECT TENSE
Ikzal willenzal gewild hebben
Jij / Je / Uzult willenzult gewild hebben
Hij / Zij / Hetzal willenzal gewild hebben
Wij / Wezullen willenzullen gewild hebben
Julliezullen willenzullen gewild hebben
Zijzullen willenzullen gewild hebben

"Ik zal willen" — I will want

"Ik zal gewild hebben" — I will have wanted


Conditional

CONDITIONAL MOODCONDITIONAL PERFECT TENSE
Ikzou willenzou gewild hebben
Jij / Je / Uzou willenzou gewild hebben
Hij / Zij / Hetzou willenzou gewild hebben
Wij / Wezouden willenzouden gewild hebben
Julliezouden willenzouden gewild hebben
Zijzouden willenzouden gewild hebben

"Ik zou willen" — I would want

"Ik zou gewild hebben" — I would have wanted


Phrases examples

"Ik ben Nuno." — I am Nuno.


Source of this content: Dutch verb "willen" conjugated | Verbix